Het nieuwe auteurscontractenrecht: betere bescherming voor de maker?
Een aantal jaren geleden werd het auteurscontractenrecht in werking gesteld. Het doel van het auteurscontractenrecht was om auteurs en uitvoerende kunstenaars een sterkere positie te geven tegenover de grote partijen die de werken exploiteren. Deze exploitant kan bijvoorbeeld een uitgever of een platenmaatschappij zijn. Die bescherming is verder uitgebreid met de inwerkingtreding van het nieuwe auteurscontractenrecht. Het nieuwe (Nederlandse) auteurscontractenrecht volgt uit de implementatie van de in 2019 aangenomen DSM-richtlijn, die ziet op auteursrechten en naburige rechten in de ‘digital single market’ (oftewel: DSM). De Auteurswet kent hierdoor sinds 7 juni 2021 een aantal aangepaste bepalingen. Wat de implementatie van deze richtlijn in de Nederlandse Auteurswet precies voor gevolgen met zich meebrengt, leest u hieronder.
Toepassingsbereik
Het toepassingsbereik is op een aantal onderwerpen verruimd, maar ook op een aantal onderwerpen beperkt.
Tot nu toe gold het auteurscontractenrecht enkel voor overeenkomsten waarbij de verlening van de exploitatiebevoegdheid met betrekking tot het auteursrecht het hoofddoel was. Hierbij kan specifiek gedacht worden aan licentieovereenkomsten. Onder het vernieuwde auteurscontractenrecht is het voldoende dat de exploitatiebevoegdheid ‘het doel’ is. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om bredere samenwerkingsovereenkomsten tussen partijen, waarin onder andere een gebruikslicentie wordt verleend aan een andere partij.
Het toepassingsbereik van het auteurscontractenrecht wordt ook uitgebreid voor wat betreft de regels in opdrachtsituaties en modelregistraties waar het vermoeden bestaat dat de auteursrechten bij de opdrachtgever liggen dan wel bij de houder van het modelrecht. In het geval van de opdrachtsituaties zal er in de praktijk voor het Nederlandse auteursrecht waarschijnlijk weinig veranderen: het rechtspersonen- en werkgeversauteursrecht worden namelijk specifiek uitgezonderd van het auteurscontractenrecht.
Er worden ook een aantal gevallen nu specifiek uitgesloten door het nieuwe auteurscontractenrecht. Het nieuwe auteurscontractenrecht is bijvoorbeeld niet van toepassing op overeenkomsten met collectieve beheersorganisaties, zoals BUMA en SENA. Dit wordt nu specifiek vastgelegd in de Auteurswet. Ook vallen overeenkomsten over computersoftware helemaal buiten het nieuwe auteurscontractenrecht.
Billijke vergoeding
Op grond van de DSM-richtlijn heeft de maker recht op een ‘passende en evenredige’ vergoeding voor het overdragen van zijn exploitatierechten. Dit vereiste geeft dus een verdere – en daarmee Europees geharmoniseerde – invulling aan het begrip ‘billijke vergoeding’ in de Auteurswet. Dit geeft enigszins verwarring. De Auteurswet kent een bepaling die het vermoeden van overdracht regelt in de situatie waarbij de maker een filmwerk aan een producent heeft overgedragen. In deze bepaling is onder andere geregeld dat eenieder die dat filmwerk openbaar maakt een ‘proportionele’ billijke vergoeding verschuldigd is. ‘Passend en evenredig’ heeft duidelijk een andere betekenis dan ‘proportioneel’. Het is dan ook nog onduidelijk hoe dit zal doorwerken in de praktijk.
Uit de overweging bij de DSM-richtlijn waar de verdere invulling van het begrip ‘billijke vergoeding’ wordt ingevuld, volgt ook nog een ander punt. Er volgt namelijk uit dat een billijke vergoeding ‘passend en evenredig’ kan zijn in het geval van de afkoop door een lumpsum. Echter, de periodieke royalty-vergoeding heeft wel de voorkeur. In het geval van afkoop met een lumpsum is de kans groot dat men in strijd handelt met het nieuwe auteurscontractenrecht (indien er niets is afgesproken over een aanvullende vergoeding). De vergoeding moet namelijk in verhouding staan tot het succes van de exploitatie van een werk en dit is lastig te beoordelen op het moment van vaststelling en betaling van de lumpsum.
Bestsellerbepaling
De bestsellerbepaling hield in dat een maker recht heeft op een aanvullende vergoeding, als de overeengekomen vergoeding een ernstige onevenredigheid vertoont in verhouding tot de opbrengst door exploitatie. Hierbij kan gedacht worden aan een schrijver die een kleine vergoeding krijgt voor een boek dat later een enorme bestseller blijkt te zijn. Onder het nieuwe auteurscontractenrecht kan de maker de beststellerbepaling nu sneller inroepen. Dit is vanwege de aanpassing van ‘ernstige onevenredigheid’ naar slechts ‘onevenredigheid’. De onevenredigheid hoeft dus nu minder zwaar te zijn.
Verder geldt dat de bestsellerbepaling vanaf nu ook direct tegen een (sub)licentienemer kan worden ingeroepen. Dat is in de praktijk ook meer dan logisch. De maker moet de (rechts)persoon kunnen aanspreken die de vermoedelijk onevenredige winst heeft gemaakt en in de praktijk is dit niet altijd de directe exploitant, zoals bijvoorbeeld in het geval van een producent.
Transparantieplicht
Om de positie van de maker verder te versterken is er een nieuwe verplichting in het leven geroepen: de transparantieplicht. Deze transparantieplicht houdt in dat de exploitant jaarlijks een overzicht moet sturen naar de maker van het werk met daarin vermeld: (1) de exploitatiewijzen, (2) de daarmee gegenereerde inkomsten en (3) de verschuldigde vergoeding. De maker kan zo een goed betrouwbaar beeld krijgen van de exploitatie van zijn werk. Het kan ook ervoor zorgen dat hierover minder geschillen ontstaan tussen partijen. Het is natuurlijk wel een feit dat de exploitant hiermee meer werk op zijn bordje krijgt.
Het is nog niet duidelijk of deze verplichting ook gaat gelden wanneer er een lumpsum is betaald aan de maker. Dit brengt immers een extra administratieve inspanning voor de exploitant met zich mee, die de exploitant in beginsel juist probeert te voorkomen met een dergelijke afspraak. Aan de andere kant is er wel wat voor te zeggen dat de exploitant ook aan deze plicht moet voldoen. Immers, de maker kan aan de hand van het overzicht controleren of de lumpsum die hij heeft ontvangen nog wel in verhouding staat tot het behaalde exploitatieresultaat.
Het is hierbij belangrijk om mee te nemen dat de transparantieplicht bij overdracht overgaat op de rechtsopvolger van de exploitant. Daarnaast bestaat de transparantieplicht ook voor alle (sub)licentienemers.
Non-usus
De bepaling met betrekking tot ‘non-usus’ (niet-gebruik) regelt dat de maker van een werk de exploitatieovereenkomst met de exploitant kan ontbinden in het geval de exploitant niet voldoende exploitatie-inspanningen verricht. De maker heeft deze bevoegdheid niet direct tot zijn beschikking: de maker moet de exploitant eerst een redelijke termijn geven om het werk alsnog te exploiteren en de exploitatie moet vervolgens uitblijven binnen deze termijn.
Tot nu toe moest het belang van de maker wijken bij een zwaarwichtig belang van de exploitant. Dit is in het nieuwe auteurscontractenrecht verwijderd.
Conclusie
Dit artikel geeft een kort overzicht van een aantal van de belangrijkste wijzigingen in het auteurscontractenrecht dat op 7 juni jl. in werking is getreden. Makers worden door dit nieuwe auteurscontractenrecht beter beschermd tegen grote partijen die de rechten van deze makers wensen te exploiteren. Hoe een aantal van deze nieuwe regelingen in de praktijk gaan uitwerken is nog niet bekend. Bent u benieuwd of en op welke wijze de bovenstaande of andere wijzigingen in het auteurscontractenrecht voor u van belang zijn? Neem dan contact op met een van onze specialisten.