Is een simulatie te octrooieren?
In maart 2021 verscheen de langverwachte uitspraak van de Enlarged Board of Appeal1 in zaak G1/19 over simulaties en of ze in principe te octrooieren zijn.
Dit artikel gaat eerst dieper in op G-beslissingen, voodat de specifieke G1/19 zaak beschreven wordt.
Waarom zijn G-beslissingen zo belangrijk?
In een G-beslissing beantwoordt de Enlarged Board vragen die aan haar voor zijn gelegd door een Board of Appeal2 wanneer deze bij het komen tot een beslissing twijfelt over de correcte interpretatie van wetteksten. Deze rol van de Enlarged Board is vastgelegd in artikel 112 van het Europees octrooiverdrag. G-beslissingen zijn belangrijk omdat hieruit nieuwe, bindende, jurisprudentie ontstaat. Daarnaast zijn deze beslissingen bijzonder omdat ze niet veel voorkomen, gemiddeld genomen ongeveer één keer per jaar.
Waar gaat G1/19 over?
In een eerder artikel gingen wij al in op de aanleiding van zaak G1/19. Deze zaak ontstond toen de Board of Appeal zich in zaak [T0489/14] boog over de vraag of een simulatie van de beweging van een autonome entiteit (in het bijzonder een voetganger) door een omgeving een technisch effect heeft. Deze vraag werd gesteld in de procedure van de Europese aanvrage [EP03793825.5].
Voordat we inhoudelijk naar de G1/19-beslissing kijken is het handig om een beter beeld te krijgen wat het begrip “technisch” in de context van een octrooi inhoudt. Typisch is namelijk dat elk octrooi volgens de wet een technisch karakter moet hebben, maar dat nergens concreet wordt gedefinieerd wanneer iets als technisch moet worden beschouwd. Dicht in de buurt van een definitie komt de volgende zin uit de Rote Taube uitspraak:
The term “invention” implies a technical teaching, characterised as “a teaching to methodically utilize controllable natural forces to achieve a causal, perceivable result”.
Anders gezegd, een technische vinding moet een causale en waarneembare weerslag hebben op de fysieke wereld. Behalve dat deze ruime definitie conflicteert met wat in de volksmond als technisch wordt beschouwd, vormt zij ook een probleem wanneer bescherming wordt gezocht voor uitvindingen op softwarematig gebied. Niet elk softwareprogramma heeft namelijk een voor de hand liggend waarneembaar fysiek effect. Vaak wordt een technisch effect van software gevonden in een efficiëntieslag die er voor zorgt dat een berekening sneller is of energiezuiniger. Echter, wat is een technisch effect van een simulatie?
De vragen
De Board of Appeal was van mening dat de huidige wetgeving niet duidelijk genoeg was om hier een passend antwoord op te geven en legde de Enlarged Board drie vragen hierover voor die als volgt kunnen worden samengevat.
- Kan een computersimulatie van een technisch systeem of proces een technisch effect teweeg brengen dat verder gaat dan de implementatie op een computer?
- Zo ja, wat zijn de relevante criteria om vast te stellen dat een simulatie een technisch probleem oplost en is het hierbij voldoende dat de simulatie gebaseerd is op de onderliggende technische principes van het gesimuleerde proces?
- Wat is het antwoord op bovenstaande vragen wanneer de simulatie een onderdeel vormt van een (niet technisch) ontwerpproces?
De antwoorden
Het antwoord van de Enlarged Board op de bovenstaande vragen houdt in het kort in dat:
- Het mogelijk is dat een computer simulatie een probleem op lost door het teweeg brengen van een technisch effect dat verder gaat dan de implementatie op een computer;
- Het hierbij niet voldoende is dat de simulatie gebaseerd is op de technische principes van het proces; en
- Dat bovenstaande antwoorden niet wijzigen wanneer de simulatie een onderdeel vormt van een ontwerpproces.
Uiteindelijk kan er geconcludeerd worden dat de uitspraak van de Technische Kamer van Beroep weinig toevoegt aan de bestaande wetgeving en deze voornamelijk bevestigt. Het valt ook op dat ze bij vraag 2 het niet nodig vonden om een duidelijke lijst criteria op te stellen. Ze vonden dat een beperkter antwoord al voldoende zou moeten zijn om het onderliggende geval te kunnen beslissen. Het is de vraag hoe gelukkig de Technische Kamer van Beroep met deze uitspraak is. Zij moet zich wederom over de zaak T0489/14 buigen. G1/19 toont dat een simulatie in principe geoctrooieerd kan worden, maar de Board of Appeal moet nu nog beslissen of deze simulatie ook daadwerkelijke een octrooi waard is.
Bent u benieuwd of uw computer-implemented invention technisch genoeg is voor octrooibescherming? Neem dan contact met ons op om de verschillende mogelijkheden voor bescherming van uw uitvinding te bespreken.
[1] Uitgebreide Technische Kamer van Beroep
[2] Technische Kamer van Beroep